Arkadi
Aan de overkant van de stad Samara ligt een tijdelijk eiland, Proran. Het verschijnt als het peil van de Wolga zakt en verdwijnt in de winter volledig onder water.De stedelingenbouwen op het eiland in de lente hun hut op enleven er tijdens de zomer. Voordat alles onderloopt begraven ze hun hut met servies en al in de bodem, om het huishouden twee seizoen later weer op te graven en terug te brengen in de oude staat, elke zomer hetzelfde, iets anders. Het eiland is van niemand.
Paulien Bremmer probeerde voet aan het eiland te zetten, zich een plek te vinden en er te leven. Een maand verbleef zij in de tweede hut die één van de eilandbewoners haar leendeen maakte een portret.
Digitale Video,
Duur: 09:00 min
Screening: Lost & Found, HNI, Hotel Noailles (BE), Chongqing Air (CN)
.............. Aan de overkant van de stad Samara, ligt een tijdelijk eiland, Proran. In de winter ligt het verborgen onder het water van de Wolga, en in de lente, als het water zakt, komt het te voorschijn. Een verzameling huishoudens ligt in winterslaap te wachten tot de bewoners ze opgraven en weer opbouwen. Elke hut heeft een eigen karakter, net als zijn bewoner, en door het voortdurend afbreken en opbouwen, is geen enkele hut dezelfde als in het vorige seizoen.
Het klinkt bijna als een eerste alinea uit een van de beschreven Onzichtbare Steden van Italo Calvino, met het verschil dat het geen stad maar een eiland betreft. Een eiland bovendien waar zo goed als niets gebeurt. Vanaf Praran is het vaste land met z’n urbane skyline duidelijk te zien. Het leven aan die overzijde draait gewoon door terwijl op het eiland het niets nietst.
De ene datcha, is meer hut, het andere meer kot of keet of tent. Ze staan tussen en onder de bomen en doorstaan regens en stormen. De bewoners bewonen. Ze doen aan scharrelen, klussen, potje koken, slapen. Het eilandleven bestaat uit onderhoud van lijf en hut, en vooral uit zijn, zoals het zijnde zijnt. Zonder dat Heidegger aanwijzingen geeft. Volmaakt cyclisch, lijkt het. Deze dag als de vorige, de volgende eventueel iets anders dan vandaag maar in wezen identiek. De zomer als alle zomers, zoals de zomer zomert.
Praran zou een romatische utopie zijn, als het niet werkelijk bestond!
Heeft Bremmer zich niet kapot verveeld, vraag ik me af. Hoe kan een mens (als zij, als ik) een maand helemaal niks doen? Het eiland is geen resort voor een soort zen-achtige elite die mediteert om te ‘helen’ of wat dan ook. Het is gewoon een plek, waar wat Russen rondhangen die niks te makken hebbenen met wie niet te praten valt, behalve met handen en voeten.
Een gemeenschap zonder infrastructuur, zonder regels, bouwplannen, probleemwijken of ontspanningszones. Tegenover de leefwereld aan de overkant stelt het eiland niets; een Niets waarvoor de meesten terugdeinzen. Verstrooiing kun je er op je buik schrijven. Bomen, wat strand, de rivier, het weer en je hut, that’s it.
De ‘eilandromantiek’ en de euforie over de autonomie waarmee Bremmer vertrok kan ze met hen niet of niet rechtstreeks delen; niet in een meta-taal. Ze kan erin delen door deel te nemen, en dus door maar gewoon zelf in een hut te bivakeren, naast de hut van Arkadi die haar zijn tweede tijdelijke onderkomen leende.
Misschien bestaat er op dit eiland geen verveling, althans, niet het soort verveling dat er aan de overkant heerst bij burgers die niet kunnen kiezen uit de mogelijkheden voor wat zij met hun vrijheid moeten aanvangen. Misschien heb je het met zijnalleen te druk om tot verveling te komen.
De film die Bremmer van dit eiland maakte laat moment-opnamen zien die wel een verloop en continuïteit suggereren, maar die een verhaal of zelfs een weergave vermijden. Soms terloops, soms monumentaal vormen de zorgvuldig gekozen beelden een voorzichtig portret. Toch dacht ik, nadat ik Arkadi voor het eerst zag, vanalles over het leven daar te weten was gekomen. Ik meende me te herinneren dat ik gezien had hoe die hutten op-en afgebouwd werden, wie er allemaal woonden, wat ze deden, enzovoort. Met dergelijke beelden nog in mijn hoofd bekeek ik de film een tijd later nog eens en ik zag er bijna niks van terug. Voor de zekerheid meteen nog een keer gekeken . Weer niks. Ik moet dus heel veel hebben ingevuld, die eerste keer. Ik heb misschien mijn eigen eilandromantiek geprojecteerd op wat ik toen zag, omdat ik wist waarnaar ik ging kijken, maar het is ook of juist vooral de manier waarop Bremmer heeft gefilmd en gemonteerd. Alsof ze om de dingen heen heeft gewerkt. Waar lege plekken zijn ga je invullen. Zo schijnen wij te werken. Het portret (van) Arkadi, het beeld van Proran, komt vooral in je hoofd tot stand. Maar de vraag die dán rijst is: in hoeverre gaat het voorstellingsvermogen of de verbeelding hier niet misplaatst te werk? Misschien valt er helemaal niets in te vullen en zijn de opnamen die we zien niet alleen het wezenlijke maar ook werkelijk het enige wat er te zien is. We zijn alleen niet meer zo goed in staat om ons een voorstelling te maken van zo weinig?
In een gedreven poging van Arkadi om Bremmer zelf te filmen wanneer zij langs een bomenrand voor hem heen en weer loopt, schiet de camera alle kanten op. Je ziet in zwenkende bewegingen wat zich links, rechts, onder of boven haar bevindt, maar heel even komt haar gezicht in beeld. De aanwijzingen en opmerkingen die hij maakt om haar of zichzelf aan te moedigen herhaalt hij steeds twee keer, misschien dat ze het dan begrijpt.
Zoals die woorden van Arkadi voor ons, omdat we ze niet verstaan, niet naar iets verwijzen, zo verwijzen de beelden uit Arkadi evenmin naar iets groters, uitgebreiders en betekenends dat voor ons zichtbaar en begrijpelijk is. Je moet simpelweg maar aannemen dat er nog zoiets bestaat als betrekkelijke ongereptheid, een wat bizarre maar sobere eilandcultuur en dat degenen die daar leven het volhouden om zo weinig mogelijk invulling te geven aan de tijd en ruimte die ze hebben. En dat dit misschien wel genoeg is.
tekst: Esma Moukhtar,